Ik ben het brood dat leven geeft
(Johannes 6:32-40)
Op de plaat is een berglandschap in de winter te zien. Sneeuw bedekt de grond, de bomen zijn kaal. Het is koud. Er is weinig voedsel te vinden voor mens en dier.
In de winter op reis hebben we voedsel hard nodig. Voedsel geeft kracht om door te gaan.
Jezus heeft duizenden mensen te eten gegeven. Logisch dat velen naar Hem toekomen. Bij Hem is brood in overvloed. Jezus zegt hun dat ze niet moeten zoeken naar tijdelijk brood, maar naar het voedsel dat blijft. Vertrouwen op God is het belangrijkste. Dat willen de omstanders wel.
Dan wijst Jezus op zichzelf: ‘Ik ben het brood dat leven geeft’. Ik maak Gods beloften waar.